Ermelose sportartikelen uit de oude doos: Manon Bollegraf (deel 1): Ermelo heeft z’n eigen ‘Graf’

Een uiterst geconcentreerde Manon Bollegraf (links).
Een uiterst geconcentreerde Manon Bollegraf (links).
Foto: Gescande archieffoto

Het vijfde deel van de ‘Ermelose sportverslagen uit de oude doos’ betreft een interview met Manon Bollegraf van donderdag 28 juni 1990. De Ermelose proftennisster stond op dat moment op de dertigste plaats van de wereldranglijst. Bollegraf won in 1989 samen met Tom Nijssen het Gemengd Dubbel op Roland Garros en het Nederlands Kampioenschap. Vandaag deel 1.

Door Bram Burggraaff. 

Manon Bollegraf is op dit moment (1990) de meest succesvolle Nederlandse tennisster. Ze reist met onder andere Steffie Graf en Marina Navratilova de wereld rond. Deze week begon zij aan het wereldberoemde toernooi van Wimbledon.

Wat is je mening over Ermelo? 
“Ik woon nu vijf jaar in Ermelo bij mijn ouders. Het is een echt rustpunt voor mij. Behoudens buren en overburen heb ik hier weinig kennissen. Dat is natuurlijk logisch, want ik ben heel veel op reis. Als ik lang ben weggeweest naar diverse toernooien, met het gezeur, de spanning, de drukte en de sleur, is een paar weken Ermelo heerlijk ontspannen. Gezellig winkelen in het dorp, voor mij hoef een grote stad niet.’’

Wanneer begon je met tennissen en vertel iets over je loopbaan?
“Ik ben op negenjarige leeftijd samen met mijn ouders voor de aardigheid begonnen met tennissen bij Kranenburg, een militaire tennisvereniging in Harderwijk. Als talent werd ik opgemerkt door Pieter Bennink, die mij adviseerde bij een grotere club te gaan spelen; dat werd De Strokel. Ik kwam in de districtstraining bij Ouke Lemstra, maar werd daar uitgezet, omdat ik niet goed genoeg was.

We verhuisden naar Drenthe, waar het niveau iets lager lag, waardoor ik daar wel weer werd opgenomen in de districtstraining. Toevalligerwijs werd Ouke Lemstra daar een jaar later trainer. De opbouw is als volgt: Er zijn zeven fasen, van de tweede tot en met de vierde fase in de districten, vanaf de vijfde fase is er de bondstraining, die ik tot en met mijn achttiende jaar in Zoetermeer heb gevolgd. Daarna krijg je geen landelijke steun meer van de KNLTB. Ik ben bij trainer Lenstra gebleven tot ik mijn VWV-opleiding had afgerond.

Daarna ben ik naar Amerika gegaan, waar ik op een College in Florida terecht kwam. Het is daar een combinatie van school en sport, waarbij de nadruk op de sport ligt, voor mij in het tennisteam van het College.’’

Hoe ben je in het proftennis terecht gekomen?
“Rond mijn 21e jaar ben ik na een blessure bij de profs terechtgekomen. In het proftennis speel je een bepaald toernooi. Het niveau wordt aangegeven in dollars, van een 5.000 dollar-toernooi tot een 1.000.000 dollar-toernooi. Ik ben begonnen met het spelen van 10.000 dollar-toernooien. Je verdient daarmee een bepaald aantal punten die meetellen voor de wereldranglijst. Na zes toernooien kwam ik binnen op de 320e plaats van die ranglijst. De plaats daarop is van belang bij een toernooi, of je eerst kwalificatie speelt, of rechtstreeks in het hoofdtoernooi wordt geplaatst.’’

Hoe gaat het eraan toe bij een groot tennistoernooi?
“Neem het Open Australische Kampioenschap: 128 tennissers spelen het hoofdtoernooi. Sommige tennissers moeten zich plaatsen samen met een aantal ‘wild carts’ voor lokale tennissers. Die moeten dan twee of drie voorrondes doorkomen om aan het hoofdtoernooi mee te mogen doen. De laatste tijd zit ik rechtstreeks bij het hoofdtoernooi en soms bij de acht of zestien geplaatste spelers.’’

Hoe is je voorbereiding voor de grote toernooien?
“De afgelopen vijf jaar speelde ik ere-divisie in Apeldoorn bij de Manege. Vanaf mei dit jaar speel ik in de Duitse competitie. Thuis bereid ik me voor, veel trainen, want daar is tijdens en tussen de toernooien weinig gelegenheid voor, bovendien moet je dan je krachten sparen voor de wedstrijden. De grote sterren krijgen de trainingsbanen op de door hen gewenste tijden. Voor de minder bekende spelers blijven de onaantrekkelijke tijden over, bijvoorbeeld vroeg in de morgen.

Het leven van een proftennisser wordt vaak sterk geromantiseerd. In werkelijkheid bestaat de dag uit: Trainen, eten, slapen en vaak heel lang wachten, bijvoorbeeld bij regen. Je komt overal ter wereld, maar het enige wat je vaak ziet is de weg van het vliegveld naar het hotel en van het hotel naar de tennisbaan. Bij uitschakeling ga je weer zo snel mogelijk naar het volgende toernooi of naar huis voor training. Ik ben nu éénmaal gek op het spelletje, dan heb je het ervoor over.’’

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen